Femorale - +25 Years
Available shells
Photo gallery
Sally Kaicher Cards
Peggy Williams Cards
 
Russo Salvatore on 06/09/2007
very interesting and enjoyable article with very nice underwater pictures that made me too to have the trip to those wonderful places.

Gary Fredrickson on 31/08/2007
A fascinating read and your underwater pictures are breathtaking. As for the hermit crabs with inadequate housing how about dropping a whole lot of indo pacific junk shells as a housing project. You'd get happy hermits and you'd drive the next trawler crazy trying to explain the range extensions.lol

Federico Gutiérrez-Aliaga on 31/08/2007
Muy buenas fotos Marcus, y el artículo también. ¿Y en español? ¿Cuándo? (Para evitar la fatiga....)

Pedro Castillo Gomez on 30/08/2007
Marcuas:muy interesante el articulo y el viaje.Preciosas fotos.Espero que se repitan los otros articulos y fotos toda vez que viajen.Gracias.Saludos. Pedro

more...



Verzamelen in Oost-Panama (Marcus Coltro)
 

Na het COA-congres in Portland vloog ik naar Panama-City via Miama en ontmoette Jimmy Ernest. Ik besteedde één dag met hem aan het bekijken van enige prachtige schelpen die ik kortgeleden had verzameld. De volgende morgen nam ik een klein vliegtuig naar El Porvenir om daar Tony McCleery op zijn zeilboot, Marina EM, te ontmoeten. Hoewel El Porvenir vrij dicht bij Panama-City ligt, moest het vliegtuig onderweg toch twee tussenstops maken. Het vervoert namelijk arbeiders en plaatselijke bewoners onder wie Cuna-indianen.


Zie de fotopresentatie »

El Porvenir International Airport (ja, heus…Internationaal…) is een mini landingsstrook op een klein eiland. Tony wachtte me al op in buurt op een klein scheepsdok. De zee was heel kalm, maar het was bewolkt; Tony vertelde dat zware stormen bijna elke dag gewoon waren geweest de laatste tijd.

We gingen opnieuw aan boord van de Marina EM in het gezelschap van Tony’s metgezel, de kat Columbus. Ik borg al mijn spullen op in mijn hut en praatte bij met Tony. We zagen beiden erg uit naar de trip en Tony was blij dat ik hem kon helpen met zijn MS Access-schelpendatabase (Ik had hem ervan overtuigd hierop over te stappen van het oude DOS-programma dat hij al jaren gebruikte).

Een mooie grote krab lag al te wachten in een mand om als diner te dienen; Cuna- indianen reizen langs alle eilanden in smalle kano’s en verkopen zeevis aan de mensen op de boten. Een paar grote krabben kosten $5, een zeekreeft doet $2 en een vis van middelgrootte kost slechts $1! Dat betekende dat onze maaltijd niet beperkt zou blijven tot de pasta die ik alle dagen kook.

De Cuna-indianen hebben een eenvoudige, maar doeltreffende manier bedacht om hun waren te verkopen aan de schepelingen. Sommige arriveren in wat grotere kano’s vol vers fruit en verse groenten; heel handig op deze plekken zonder groentewinkels. De Cuna’s verkopen ook plaatselijk handwerk – zgn. molas – mooie en interessante stukken textiel, die gemaakt zijn door de vrouwen uit San Blas. De patronen variëren van geometrische figuren tot afbeeldingen van vogels, dorpsscènes, dieren of symbolen die te maken hebben met culturele of religieuze onderwerpen. Alles met de hand genaaid, het resultaat van uren nauwgezet en gecompliceerd naaiwerk.

Tony vergezelde me op mijn eerste snorkeltocht om me de omgeving een beetje te tonen. Hij zei dat het water warm genoeg was om een Lycra Skin-pak te dragen’, maar een paar uur later bevroor ik bijna. Het was dan ook de enige keer dat ik mijn degelijker wetsuit niet zou dragen. Ik nam mijn camerabehuizing mee, maar niet de camera zelf: op mijn laatste trip was daar water ingelekt, wat bijna mijn fototoestel had vernield. Ik wilde namelijk eerst de ombouw testen op waterdichtheid voor ik mijn camera weer zou gebruiken..Alles bleek in orde en zo was ik in staat om korte tijd later de eerste onderwaterfoto’s te maken.

De Caribische Zee is niet zo rijk aan leven als de Pacifische Oceaan als het gaat om het aantal soorten schelpdieren. Ik verwachtte daarom maar niet teveel. Maar deze omgeving staat in er ieder geval om bekend één van de mooiste en rijkste fauna’s van de Cariben te huisvesten. Sommige plekken lijken wel een aquarium vol met vissen, koralen en andere gekleurde dieren. De eerste aanwijzingen voor de schaarste aan schelpdieren was de afwezigheid van heremietkrabben en dode schelpen. Deze heremietkrabben zullen moeite hebben met het vinden van geschikte behuizingen. Ik zag namelijk zelfs exemplaren schelpen dragen die eigenlijk veel te klein voor hen waren.(Stel je voor dat Jose mijn kleren zou moeten dragen!)


Zie de fotopresentatie »

De volgende morgen zeilden we richting Chichime Cay op weg naar de Holandes Cay Groep waar we de nacht zouden doorbrengen. Onderweg dregden we op een diepte van 100 meter; de zee was kalm, bijzonder prettig voor een exemplaar van de Homo sapiens van de ondersoort urbanus zoals ik, die op zijn minst een paar dagen nodig heeft om te acclimatiseren op een boot zelfs met hulp van Dramamine. Het dreggen ging relatief eenvoudig, zeker in vergelijking met onze vorige ervaring toen we verschillende keren vast kwamen te zitten en zelfs een dreg verspeelden. De dreg functioneerde deze keer prima en bracht iedere keer grit naar de oppervlakte. Ook kwamen een paar kleine schelpen mee omhoog, zoals Conussen, Nassarius en enkele andere.

Na onze aankomst in het centrale gedeelte van de Holandes Cay ondernam ik mijn eerste duik. Tony ging met me mee, rechtstreeks naar de bodem op 25 meter. Hij kon zo zandmonsters nemen om ze later te onderzoeken op kleine Marginellidae. Ik liet hem daar achter en kwam in een ondiep gedeelte waar ik bijna drie uur doorbracht (Ik heb niet veel lucht nodig …) Ik vond slechts algemene soorten zoals Astraea latispina, Fasciolaria tulipa en wat tweekleppigen. Toen ik terug was op de boot, kwam er een Cuna-man aan met zijn familie om vis en molas aan te bieden. We kochten de vis om er die avond sashimi van te maken. Ik had sojasaus en wasabipasta uit Miami meegenomen. Het was erg smakelijk en Tony vond het bijzonder lekker.

Wat later liet Tony mij een ondiep gebied zien waar ik lange tijd snorkelde. Ik vond enige schelpen op het zeegras, zoals Turbo castaneus, Tegula fasciata, Oliva ernesti, Strombus gigas, Columbellas Modulus en andere algemene soorten. Ik zag verscheidene jonge Strombus gigas en een paar behoorlijk dikke volwassen exemplaren die me fossiel leken.

We gingen naar de oostelijke Holandes Cay en vonden een paar andere soorten schelpen, maar geen enkel teken van Conus granulatus die toch één van mijn doelen op deze trip was. Na de lunch nam Tony me in een rubberboot mee naar een naburig eiland. Onderweg kwamen we wat vrienden tegen. Eén van hen was een schelpenliefhebber. Zij toonde me een prachtige Conus granulatus die ze een paar dagen eerder verzameld had. Daarom ging ik – toen ik weer op de boot terug was – naar het rif waar zij de Conus gevonden had. Ik vond geen granulatus, maar het scheen me een goede plaats voor een nachtelijke duik. Daarom stelde ik voor om de boot wat dichter bij te brengen, zodat ik ’s nachts zou kunnen duiken zonder ver van de rubberboot te hoeven gaan. Tony had wat werk te doen aan zijn database en gaf er de voorkeur aan niet met me mee te gaan duiken. Hij zou me achter laten op een plekje bij het rif en een eilandje waar hij me anderhalf uur later weer zou ophalen. Het was wel een beetje gevaarlijk, want er waren verscheidene ondiepe gedeelten en er was ’s nachts bijna niets te zien. Ik zetten een baken voor hem uit – een van die lichtgevende plastic buizen - maar die gaf niet zoveel licht als hij zou moeten doen (Vertrouw maar liever niet op deze dingen als je je weg terug moet vinden).


Zie de fotopresentatie »

Ik ben er niet echt tuk op om ’s nachts te duiken, maar ik heb het wel verschillende keren gedaan. Op deze plek was het niet echt gemakkelijk om te duiken; het was er pikdonker, omdat het bewolkt was en er geen huizen of boten in de buurt waren, behalve dan die van Tony. Hij hielp me met het klaar zetten van alle apparatuur op de rubberboot. Ik kon dus het water in, terwijl hij me alles aangaf. Ik had echter niet in de gaten dat de zak waarin ik het verzamelde materiaal zou bewaren van me afdreef toen ik het water ingleed. Ik vond het ding natuurlijk nooit meer terug.
Tony keerde terug naar de Marina Em en ik dook onder hopende dat ik geen van die bloedzuigende waterpissebedden zou tegenkomen, zoals ze die hadden in Costa Rica. Gelukkig was er geen spoor van hen, maar er was wel een klein blauw visje dat werd aangetrokken door mijn zaklantaarn. Zo schattig! He, daar zijn er nog een paar…10, 20 , een miljard. Ze verduisterden letterlijk mijn licht, waardoor ik gedwongen was om weg te zwemmen met het licht uit. Ik had wel een klein kompas bij me, maar realiseerde me dat het ding nooit goed werkte als ik het nodig had. Meestal gaat het stuk en wijst het in de verkeerde richting. Na een paar minuten dreef ik een beetje af naar wat ondiep liggende rotsen en moest ik naar dieper water kruipen nadat ik me verschillende aan de rotsen geschaafd had. Maar raad eens, na enige minuten…? Daar was ik weer ongeveer op dezelfde plek terug! Deze keer was het zelfs nog ondieper en toen ik wat dichter de rots kwam, stootte ik hard met mijn pols tegen een zeekomkommer. Precies…, zo één met van die lange giftige stekels…Ik hoopte dat niemand in de buurt het Portugees verstond, want anders zouden hij vermoedelijk hebben moeten blozen door wat ik uitschreeuwde. Ik ging op de rotsen staan, om de schade wat beter op te nemen, toen mijn tank van mijn 15-jaar oude BC-riempje glipte. Ik denk dat ik die nacht de “Jerry Lewis-duikstijl” uitvond. Gelukkig arriveerde Tony een paar minuten later en hij bracht me terug naar de boot. Ik nam een anti-histamine-tablet, maar mijn pols was de hele nacht pijnlijk en ik kon mijn hand daarna gedurende twee dagen nauwelijks bewegen.

Hier vandaan vertrokken we naar Coco Bandero Cay waar Tony enige tijd geleden een mooie Strombus pugilis had gevonden. Deze plek was niet ver van het rif waar we ankerden. Ik zette er wat vaart achter en ging direct naar de bodem om te zoeken naar Strombus pugilis. Ik vond er inderdaad een paar op 12 meter diepte op de modderige zandbodem, stopte ze in mijn zak en liet ze achter in de buurt van het anker van de rubberboot. Ik zag een dode kolonie zeesla en vingerkoraal. In het blad, “American Conchologist”, had ik gelezen dat dit het leefgebied van Conus granulatus was (met dank aan Karen Vanderven!). Gravend onder het koraal had ik geluk toen ik een mooie Conus granulatus in mijn handen kreeg! “Wow, ik moet zien dat ik hier ’s nachts terugkom” , bedacht ik. Tony en ik ondernamen daarom een nachtduik, maar Conus granulatus vonden we niet meer.

De volgende dag dregden we nog een keer. De zee was niet meer zo kalm, maar we konden de dreg een paar ophalen. Ik weet dat sommige beesten die op de bodem leven kunnen branden en steken, dus droeg ik deze keer handschoenen. Het was goed dat ik ze deze keer droeg, want er zat een spons tussen met kleine stekeltjes en ik kreeg er een paar in mijn hand. Tony pakte een grote klomp spons, waarna zijn vinger eruit zag als een stekelvarken. Op het moment dat ik dit schrijf, heb ik nog steeds een branderig gevoel in mijn hand. (Is dit veroorzaakt door de spons, door de zeekomkommer of door het vuurkoraal? Ik heb geen idee!)

We vertrokken weer naar de oostelijke Holandes Cay waar we eerder die jonge Strombus pugilis zagen. Ik prepareerde mijn duikgereedschap en ging naar het rif. Op dat moment was ik uitgeput, dus het kostte me een uur. Ik vind het prettig mijn BC in het water te houden, dus meestal maak ik alles en hang het aan de zijkant van de rubberboot terwijl ik mijn masker en zwemvliezen aandoe. Na de duik keer ik deze procedure om voor ik de rubberboot inga en daarna trek ik de zuurstoftank uit het water. Ik ging terug naar de boot om aan Tony te vertellen dat ik weer wilde gaan snorkelen, nadat ik wat gegeten had en een tukje had gedaan. Ik had de bedoeling de tank op de boot te laten en dan later weer op te halen. Ik bracht de boot daarom naar een ondiepe plaats en kwam tot de ontdekking dat de tank er niet meer was! Kon iemand hem tijdens mijn slaapje meegenomen hebben? Nee…ik had hem vergeten uit het water te halen na mijn laatste duik! We snelden dus met duikbrillen naar de plaats waar ik het laatst gedoken had. Gelukkig stond er geen stroming en ik zag hem drijven. Wat een ramp zou het zijn geweest als ik hem had kwijtgeraakt!


Zie de fotopresentatie »

In de middag snorkelden en dregden we met de hand naar Marginella’s en Oliva’s. We vonden Prunum pruinosum, guttatum en enige mooie Prunum hollandae. Dit was ook een plekje om naar terug te keren voor een nachtelijke duik. We aten en rusten wat en gingen om acht uur ’s avonds terug. We vonden meer Marginella’s en andere schelpen en namen mooie foto’s na terugkeer op de boot. Die nacht stond er een stevige wind en we hoorden de ankerketting schuren over de rotsen. We stonden beiden op om te zien of alles in orde was. Het leek ons een beter idee om ook het tweede anker uit te gooien, dus startte Tony de motor om de boot in beweging te krijgen. Op dat moment hoorden we het alarm van het hydraulische systeem: bijna de gehele olietank was leeg gelekt in de romp van de boot! Hij slaagde erin het lek te dichten en wij gingen weer slapen. De volgende morgen was Tony uren bezig met het terugpompen van de olie in de emmers om deze weer opnieuw te gebruiken. Hij is erg handig in het repareren van van alles op de boot en hij slaagde erin om het elektrische systeem de meeste taken van het hydraulische systeem te laten uitvoeren, zoals het hanteren van de ankers, het zeil en het optillen van de boot. Hij bleef rustig onder alle gebeurtenissen, maar ik moet toegeven dat het vooruitzicht om vast te blijven zitten en te moeten wachten op hulp nogal beangstigend was.

Terwijl Tony ’s ochtends bezig was met de motor, maakte ik de schelpen schoon en verpakte ze. Toen de boot weer in orde was, gingen we naar Lemon Cay. Dat was dicht bij het vliegveld waar vandaan ik de volgende dag zou vertrekken. Er was een onweersbui onderweg en de zee begon weer ruw te worden. De regen viel in bakken uit de hemel, Tony had nog wat werk aan de motor te verrichten en ik wilde nog een keer duiken. Er zat nog wat lucht in de tank, die ik wilde opmaken, maar toen ik de regulateur inplugde, ontsnapte er veel lucht: de 0-ring bleek te zijn verdwenen, toen de tank in het water dreef na mijn klunzige duik. Tony verving de ring door een reserveonderdeel, maar toen ik de tank weer opende op het rif, zag ik dat er scheurtjes zaten in de vervangen ring. Omdat ik niet met lege handen wilde terugkeren, probeerde ik maar wat te snorkelen. De zee was erg ruw waardoor ik me rondgeslingerd voelde als in een wasmachine. Ik wilde mijn Dramamine niet nog eens een keer testen, dus keerde ik terug.

In de middag gingen we terug naar El Porvenir voor mijn laatste nacht daar. Mijn vlucht was erg vroeg in de morgen: ik moest om vijf uur ’s ochtends opstaan. Tony leverde me af op de luchthaven waar ik de vlucht naar Panama City nam en vandaar naar Miami ging. Na 24 uur reizen kwam ik de volgende morgen weer veilig aan in Brazilië.

P.H. Kersten

© Femorale 1999 / 2024 All rights reserved